De atleten maken een grote kring. Ze worden afgenummerd (1,2,1,2, etc) De nummers 1 zitten in de kring met gestrekte benen naar buiten. De nummers 2 onthouden waar ze staan, rennen een rondje, waarbij ze over de benen van de anderen springen. Na het rondje gaan ze zitten op de plaats waar ze zijn begonnen. Variaties:
1) De trainer zegt hoeveel passen er tussen de gestrekte benen gemaakt mogen worden.
2) De trainer zegt hoeveel rondes er moeten worden gelopen voordat je weer mag gaan zitten.

De atleten zijn in tweetallen ingedeeld. 1 persoon is de leider, de ander de volger. De leider loopt een willekeurig parcours in een afgesproken gebied, waarbij er allerlei obstakels/hindernissen worden genomen. De volger blijft zo dicht mogelijk bij de leider. Op het fluitsignaal wordt er van taak gewisseld. Tip: maak gebruik van de al aanwezige obstakels binnen het afgesproken gebied.

Maak met hoedjes of pionnen een aantal kleine slootjes in een willekeurig parcours. De slootjes moeten makkelijk over te springen zijn. Wie lukt het om telkens met hetzelfde been als eerste over het slootje te gaan?

Er zijn 2 aparte kringen met evenveel kinderen. Alle kinderen (op 1 na) zitten op de grond, zo klein mogelijk. De tussenafstanden zijn zo gekozen dat er een 3– of 5-pas mogelijk is. De loper rent een rondje, springt onderweg wel over de zittende kinderen heen. Als hij op
zijn plaats terug is, tikt hij de volgende aan, die gaat nu lopen. De eerste loper, maakt zich nu ook zo klein mogelijk. Welke kring is als eerste klaar?

In een veld van ongeveer 20 x 15m lopen alle kinderen vrij rond, maar er is 1 tikker. Als je bent getikt, ga je op je knieën zitten, waarbij je zo klein mogelijk wordt. Als er iemand over je heen springt, ben je weer vrij.
Wie kan er in 1 minuut de meeste kinderen tikken?

neem drie banen en leg per baan drie strepen neer. In baan 1 liggen de strepen op 6 meter uit elkaar. In baan 2 op 7 meter en in baan 3 op 8 meter.

Neem 8 passen aanloop tot aan de eerste streep (gemaakt van een paar hoedjes). Daarna probeer je iedere streep met dezelfde voet als eerste te nemen.
Uitbouw:
 Gaat een rij heel makkelijk in 3 passen, dan schuif je een rij opzij.
 Vervang de hoedjes/lijn door lage horden

De atleten lopen achter elkaar aan in een 3-pas tussen de hindernissen (ongeveer 5m tussenruimte). Dit kan in een treintje of in estafettevorm. De hindernissen kunnen zijn:
Stokken op pilonnen, banken, matjes kastdeksels, kinderen die zo klein mogelijk zijn.