Verdeel de groep in drietallen. Iedere groep heeft een eigen polsstok. De nummer 1 (en alle anderen ook) pakt de stok in onderhandse greep. Hij rent naar de nummer 2 die 20m verderop staat. De nummer 2 terug naar de nummer 3. De nummer 3 rent de stok naar de nummer 1. etc Het lijkt dus op een pendelestafette.
Rechterhand is bovenop de stok, met de duim aan de buitenzijde.

De atleet pakt de polsstok op reikhoogte (dit is met platte voeten op de grond staan en dan zo hoog mogelijk vastpakken). Een rechtshandige atleet pakt met rechts zo hoog mogelijk vast, zijn linkerhand is op schouderbreedte eronder. Hij draagt de polsstok bovenhands (voor een rechtshandige springer is dit met zijn  rechterhand op zijn rechterschouder en de stok wijst naar beneden, maar de stok raakt de grond niet).
Na 5 passen aanloop wordt de stok in de zandbak geplaatst en springt de atleet. Hij houdt goed aan de stok vast en probeert zo ver mogelijk in de bak te landen.
Een rechtshandige atleet duwt de stok langs zijn linkerzijde. Ook zet hij met links af. Hij landt zonder te hebben omgedraaid en heeft nog steeds beide handen aan de stok. 

Na een paar keer springen wordt er maar 1 ding verandert. De atleet draait in de lucht, zodat hij kijkt waar hij vandaan komt. Hij moet wel verplicht de stok met 2 handen blijven houden.

Vergeet niet tussendoor de zandbak te harken.

Veiligheid en afspraken:

• Zorg dat de atleten niet in de bak zijn als ze niet aan de beurt
  zijn.
• Je mag pas aanlopen als je voorganger uit de zandbak is.
• Zorg voor meerdere stokken per rij, zodat de vaart erin blijft.
• De atleet geeft zijn stok door aan de eerstvolgende in de rij zonder stok.

De atleet pakt de polsstok op reikhoogte (dit is met platte voeten op de grond staan en dan zo hoog mogelijk vastpakken). Een rechtshandige atleet pakt met rechts zo hoog mogelijk vast, zijn linkerhand is op schouderbreedte eronder. Hij draagt de polsstok bovenhands (voor een rechtshandige springer is dit met zijn  rechterhand op zijn rechterschouder en de stok wijst naar beneden, maar de stok raakt de grond niet).
Na 5 passen aanloop wordt de stok in de zandbak geplaatst en springt de atleet. Hij houdt goed aan de stok vast en probeert zo ver mogelijk in de bak te landen.
Een rechtshandige atleet duwt de stok langs zijn linkerzijde. Ook zet hij met links af. Hij landt zonder te hebben omgedraaid en heeft nog steeds beide handen aan de stok. 

Na een paar keer springen wordt er maar 1 ding verandert. De atleet draait in de lucht, zodat hij kijkt waar hij vandaan komt. Hij moet wel verplicht de stok met 2 handen blijven houden.

Als de sprongen goed gaan, kun je langzaamaan een touwtje tussen 2 speren laag (kniehoogte) hangen waar ze overheen moeten. Naarmate het touwtje hoger gaat, mag men de stok gaan weggooien. Wel moeten ze verplicht op 2 voeten landen.

Vergeet niet tussendoor de zandbak te harken.

Veiligheid en afspraken:

• Zorg dat de atleten niet in de bak zijn als ze niet aan de beurt
  zijn.
• Je mag pas aanlopen als je voorganger uit de zandbak is.
• Zorg voor meerdere stokken per rij, zodat de vaart erin blijft.
• De atleet geeft zijn stok door aan de eerstvolgende in de rij zonder stok.

De atleet pakt de polsstok op reikhoogte (dit is met platte voeten op de grond staan en dan zo hoog mogelijk vastpakken). Een  rechtshandige atleet pakt met rechts zo hoog mogelijk vast, zijn linkerhand is op schouderbreedte eronder. Hij draagt de polsstok bovenhands (voor een rechtshandige springer is dit met zijn rechterhand op zijn rechterschouder en de stok wijst naar beneden, maar de stok raakt de grond niet).
Na 5 passen aanloop wordt de stok in de insteekbak geplaatst en springt de atleet. Hij houdt goed aan de stok vast en probeert, met een halve draai naar de stok toe, op 2 voeten te landen op de mat Een rechtshandige atleet duwt de stok langs zijn linkerzijde. Ook zet hij met links af. Bij de landing heeft hij nog steeds de stok met 2 handen vast 

Met touwtje
Na een paar keer springen wordt er maar 1 ding verandert. Als de sprongen goed gaan, hang je een toverkoord tussen de palen waar men overheen gaat met hun buik naar het touw gericht. Naarmate het touwtje hoger gaat, mag men de stok gaan weggooien. Wel moeten ze verplicht op 2 voeten landen.

Veiligheid en afspraken:
Zorg dat de atleten niet op de mat zijn als ze niet aan de beurt zijn.
Je mag pas aanlopen als je voorganger van de mat af is. Zorg voor meerdere stokken zodat de vaart erin blijft. De atleet geeft zijn stok door aan de eerstvolgende in de rij zonder stok .

De atleet pakt de polsstok op reikhoogte en dan nog 5 of 6 handjes hoger. Een rechtshandige atleet pakt met rechts zo hoog mogelijk vast, zijn linkerhand is op schouderbreedte eronder.
Hij draagt de polsstok bovenhands Na 7 passen aanloop wordt de stok in de insteekbak geplaatst en springt de atleet. Hij houdt
goed aan de stok vast en probeert, met een halve draai naar de stok toe, op 2 voeten te landen op de mat Een rechtshandige atleet duwt de stok langs zijn linkerzijde. Ook zet hij met links af. Bij de landing heeft hij nog steeds de stok met 2 handen vast Gaat het aanlopen en insteken goed, dan wordt de stok onderhands gedragen. Voor een rechtshandige springer: de rechterhand is naast de heup en de stok wijst schuin omhoog.
Als de sprongen goed gaan, hang je een toverkoord tussen de palen waar men overheen gaat met hun buik naar het touw gericht. Naarmate het touwtje hoger gaat, mag men de stok gaan
weggooien. Wel moeten ze verplicht op 2 voeten landen.